Muziektermen
Hieronder vind je wat uitleg bij rare of moeilijke woorden die je soms tegenkomt in je boek of partituur! Heel veel muziektermen zijn immers in het Italiaans!
Ik heb ze onderverdeeld in algemene woorden, woorden die iets zeggen over de manier waarop een noot gespeeld moet worden, woorden die iets zeggen over hoe luid of zacht je iets moet spelen, woorden die iets zeggen over het karakter van de muziek en woorden die iets zeggen over de structuur van je stuk, over hoe het in elkaar zit.
Kan je 'jouw' moeilijk woord hier niet vinden, geef me dan een seintje en dan zet ik het erbij!
Ik heb ze onderverdeeld in algemene woorden, woorden die iets zeggen over de manier waarop een noot gespeeld moet worden, woorden die iets zeggen over hoe luid of zacht je iets moet spelen, woorden die iets zeggen over het karakter van de muziek en woorden die iets zeggen over de structuur van je stuk, over hoe het in elkaar zit.
Kan je 'jouw' moeilijk woord hier niet vinden, geef me dan een seintje en dan zet ik het erbij!
Hoe speel ik
pizzicato of pizz. betekent tokkelen. Je zet je duim tegen de toets en tokkelt met je wijsvinger. Als er maar een enkele pizz is en niet de hele tijd door, dan hoef je je duim niet tegen de toets te zetten en trek je met je wijsvinger aan de snaar vanuit de lucht.
arco betekent boog, in dit geval strijkstok. Wanneer er arco staat betekent dit dat je vanaf daar (weer) met je strijkstok moet spelen. Dit kom je enkel tegen na een passage in pizzicato. Als er niets staat bij het begin van een stuk speel je dus altijd 'arco'. open snaren zeggen we als we de snaren niet indrukken met onze vingers. Op viool hebben we 4 open snaren: sol-re-la en mi legato betekent gebonden. Het wordt aangeduid door een boog boven of onder de noten en wil zeggen dat je ze mooi aan elkaar moet hangen, net zoals de lettergrepen van een woord als we spreken. Op viool doe je dit door meerdere noten in 1 boog te spelen: je strijkarm speelt een lange noot, en je vingers van je linkerhand spelen ondertussen het juiste ritme. Op piano speel je legato door de toets van je eerste noot pas omhoog te laten komen terwijl je de toets van de volgende noot induwt. Net zoals op een wip: gaat de ene omhoog dan gaat de ander naar omlaag. staccato is het tegenovergestelde van legato. Je moet de noten dan kort spelen, en dat wordt aangeduid door een puntje boven of onder de noot. fluittonen, harmonieken of flageolets speel je door je snaar niet in te drukken en ze enkel maar aan te raken met je vinger. Dit klinkt alleen mooi op bepaalde plaatsen van de snaar, vb op 1/2 of op 1/4. Het klinkt veel ijler, een beetje zoals wanneer je fluit, vandaar dat men ze fluittonen noemt. Fluittonen worden in de partituur aangeduid door een vierkant nootje, of door in de vingerzetting 0 en 4 (of andere vingers) boven elkaar te schrijven. Je weet dan dat je die vinger moet gebruiken, maar hem niet moet indrukken. Fluittonen klinken iets makkelijker als je dicht genoeg bij de kam strijkt. glissando betekent schuiven. Op viool druk je je snaren dan zachtjes in en schuif je naar de volgende noot (kan naar boven of naar beneden dus) Glissando wordt aangeduid door een kabbelend lijntje tussen de noten. Je hele hand schuift mee, ook je duim! Op piano kan je een glissando doen door met je hele hand over het toetsenbord te gaan en zo de toetsen 1 voor 1 in te drukken. tremolo lijkt op bibberen. Op viool moet je je stok aan de punt neerzetten en dan heel erg snel, met zeer weinig boog, heen en weer gaan. Op piano kan je een akkoord tremolo spelen door die noten de hele tijd heel snel na mekaar te spelen, net zo lang als de noot normaal duurt. accent wordt aangeduidt boven of onder de noot en betekent dat je die noot moet benadrukken, beklemtonen. Op viool doe je dat door met je wijsvinger eventjes iets meer druk op de stok te geven. trekken of afstreek, of zelfs gewoon 'af' wil zeggen dat je stok naar beneden moet gaan, dat je moet strijken van de slof naar de punt toe. steken of opstreek of gewoon 'op' wil zeggen dat je stok naar boven moet, je moet dan strijken van de punt naar de slof toe. De weg kwijt?
Herhalingsteken wil zeggen dat je opnieuw moet spelen vanaf het begin, of als er twee staan het stukje dat tussen de twee herhalingstekens staat
primo en secundo en haken in herhalingen: primo betekent eerste, secundo betekent tweede. De eerste keer speel je wat onder primo (1) staat, dan doe je de herhaling en wanneer je weer bij primo komt sla je die over en ga je onmiddellijk naar wat onder secundo (2) staat D.C., Da Capo betekent dat je weer naar het hoofd (caput betekent hoofd), het begin van je stuk moet D.S, Dal Segno lijkt op D.C., alleen herhaal je nu niet vanaf het begin maar vanaf het 'segno', het 'teken', zie onderste lijn foto hiernaast. Fine dat 'einde' betekent wordt vooral gebruikt in combinatie met D.C.of D.S. Er staat dan bvb D.C. al Fine. Je herhaalt dan vanaf het begin tot aan het woordje Fine en daar eindigt het stuk dan. Coda betekent het slot, het einde. Soms staat er bvb Da capo al coda, je herhaalt vanaf het begin, kom je dan aan het coda teken dan spring je naar het coda gedeelte dat aangeduid staat en daar eindigt het stuk. |
Wat betekent
partituur: wanneer je een concerto of sonate speelt, of wanneer je in een orkest speelt, dan heten 'je noten' niet "muziekboek" maar dan noemen we dat je partituur van het stuk.
pupiter of muziekstaander is dat waar je je partituur op zet, een pupiter is in hoogte verstelbaar zodat je hem op 'jouw' hoogte kan zetten en je met een mooie, vrije houding kan spelen. sourdine of demper is een soort klem die je op de kam van je viool zet waardoor de klank gedempt wordt. Het klinkt dan zachter en een beetje zoals wanneer je je neus dichtknijpt terwijl je praat. Op een piano zit vaak ook een demper die je bedient met één van de pedalen. Er komt dan een vilten doek tussen de hamertjes en de snaren te hangen waardoor de klank gedempt wordt. metronoom is je trouwe vriend bij het studeren! Hij is ook wel gekend onder de naam 'tik-tak'. Metronoom tikt de maat zodat je niet trager of sneller gaat spelen zonder dat je het opmerkt. Het is moeilijk om altijd beste maatjes te zijn met metronoom, maar het loont! Metronoom zag er vroeger uit als een houten kastje in de vorm van een piramide. Maar tegenwoordig heb je ook een enorme keuze aan digitale versies, niet groter dan een bankkaart! improviseren is zelf iets verzinnen. Je speelt dus niet wat er in een partituur staat maar wat in je opkomt. Veel plezier! simile betekent 'op dezelfde manier. Als de componist bv. wil dat je het hele stuk staccato speelt, kan hij dat aanduiden in de eerste paar maten, en dan schrijven 'simile'. Je weet dan dat je het hele verdere stuk (of tot er iets anders staat) staccato moet blijven spelen. voortekening is wat er aan de sleutel staat. Dat kunnen kruisen of mollen zijn en ze duiden op de toonaard waarin je stuk staat. Daardoor weet je welke vingers tegen elkaar moeten staan op de viool, of welke zwarte toetsen je nodig hebt op de piano. toonladder is een opeenvolging van 8 noten die trapje op of trapje af gaan, zonder sprongetjes ertussen. bvb do-re-mi-fa-sol-la-si-do. opmaat is een onvolledige maat. In de maat C zitten normaal 4 tellen per maat. Soms begint een muziekstuk met maar twee of 1 tel in de eerste maat, dat is dan een opmaat naar de échte eerste (volledige) maat van het stuk. Hoe luid moet ik spelen?
piano of p: zacht
forte of f: luid mezzoforte of mf: "mezzo" betekent 'een beetje', iets zachter dan forte. 'normaal' eigenlijk mezzopiano of mp: een beetje piano, niet zo stil als piano, maar wel stiller dan normaal, stiller dan mezzoforte dus dubbel forte of ff: twee keer zo sterk als forte, heel erg luid dus dubbel piano of pp: twee keer zo zacht als piano, heel erg zacht dus crescendo: beetje bij beetje luider gaan spelen diminuendo: beetje bij beetje zachter gaan spelen Traag of snel?
largo: langzaam en breed, traag en plechtig stappend
adagio: langzaam, rustig, op je gemak andante: gaande, al 'wandelend' moderato: kalmpjes aan, niet te snel, niet te traag allegro: snel presto: zeer snel ritenuto: vertragen, beetje bij beetje tegenhouden en langzamer worden accelerando: versnellen, beetje bij beetje sneller gaan a tempo: terug in tempo, dit staat er bvb. nadat je accelerando of ritenuto hebt gehad en je weer je oude tempo moet opnemen tempo primo: weer het tempo van in het begin nemen. Dit kan er staan in een stuk met veel tempowisselingen. Als je het begin van het stuk vb.allegro moest spelen, daarna een stukje largo, dan moderato, ... Als ze schrijven tempo primo dan moet je dus weer allegro spelen. fermate-teken of orgelpunt wordt genoteerd boven de noot of boven een rust en betekent dat je die noot/rust langer moet spelen. Ze mag net zo lang als je zelf wil en op die manier kan je je publiek extra in spanning houden. |